Langdurige werkloosheid onder 50-plussers (oktober 2020)

In de periode september 2016–december 2018 deden wij met subsidie van Instituut Gak onderzoek gedaan naar de vraag hoe het met 50-plussers gaat die werkloos zijn geworden en wat er nodig is om hun (arbeids)situatie te verbeteren. Voor het onderzoek werd op een aantal manieren gebruik gemaakt van het LISS panel:

  1. Al verzamelde data vanaf 2010 over bijvoorbeeld de ervaren gezondheid en de fnanciële situatie van panelleden voor, tijdens en na werkloosheid werd geanalyseerd;
  2. Een verdiepende vragenlijst werd aan de 50-plussers voorgelegd;
  3. Ongeveer veertig werkloze 50-plussers werden geïnterviewd over werkloos worden/blijven/weer aan het werk gaan/terugvallen, en wat er nodig is om hun situatie te verbeteren.

Een totaal van 427 panelleden tussen de 50 en 70 jaar die in de periode 2010-2017 op enig moment werkloos waren geweest (of dat nog steeds waren) vielen in de onderzoeksgroep. Van die 427 personen waren er 219 man en 208 vrouw, en 296 vielen in de leeftijdscategorie 50-60 jaar en 131 60-plussers.

Het doel van het onderzoek was om aanknopingspunten te vinden voor de verbetering van de situatie van werkloze 50-plussers. Hoe kunnen werkgevers bijvoorbeeld worden gestimuleerd om een oudere werkloze aan te nemen, en hoe kun je ervoor zorgen dat oudere werklozen zelf eerder bereid zijn een (lager betaalde) baan aan te nemen.
De gemiddelde werkloosheidsduur van de eerste werkloosheidsperiode was 22 maanden (inclusief degenen die aan het eind van de onderzoeksperiode (december 2018) nog steeds werkloos waren). Werd men opnieuw werkloos, dan was de gemiddelde duur voor een tweede en derde keer twaalf, en voor een vierde keer zes maanden. Van de 427 personen zijn er 176 die nooit meer aan het werk zijn gegaan na de eerste periode dat ze werkloos zijn geworden.


Wat o.a. uit dit onderzoek naar voren komt

  • Opvallend is dat een hoog percentage van de werkloze 50-plussers aangeeft helemaal niet meer te willen werken. De belangrijkste redenen hiervoor zijn een te slechte gezondheid en voldoende inkomsten (vaak via de partner). (De mensen die arbeidsongeschikt zijn, zijn hierin niet meegenomen.) Interessant is ook dat het hebben van een partner een stimulerend effect lijkt te hebben op iemands wens te werken, maar dat het inkomen van die partner ook vaak als reden genoemd wordt op niet meer te hoeven werken.
  • Werkloze 50-plussers zijn over het algemeen vrij flexibel als het gaat om het doen van eventuele concessies om weer aan het werk te gaan, bijvoorbeeld over de hoogte van het inkomen en het niveau van het werk. Dit zie je ook terug bij mensen die nog niet aan het werk zijn, ook zij willen werken tegen een lager salaris of op een ander niveau. Dit zijn dan ook geen redenen waarom mensen nog geen werk hebben gevonden. Onder de werkenden en niet-werkenden was ongeveer 8% bereid om minder te verdienen dan de uitkering die ze kregen in het geval dat ze niet werken.
  • Een grote meerderheid van de werkloze 50-plussers geeft aan ooit te maken te hebben gehad met leeftijdsdiscriminatie (of dit in ieder geval zo te hebben ervaren). Dit speelt uiteraard bij de oudere leeftijdsgroep (60+) wat vaker mee dan bij de jongere leeftijdsgroep (50-60). Het ontmoedigt ook: wanneer men steeds maar weer wordt afgewezen om een reden waaraan niets veranderd kan worden, is het heel gemakkelijk om te gaan denken dat het geen zin heeft om te solliciteren. Er zijn dan geen verbeterpunten mogelijk voor tijdens een volgende sollicitatieprocedure.
  • Naast leeftijdsdiscriminatie wordt ook de sollicitatieplicht veel genoemd als bron van teleurstelling en ontmoediging. Het maandelijks verplicht solliciteren motiveert niet. Sterker nog, zo wordt meestal alleen maar benadrukt dat men geen enkele kans maakt op een baan. Want voor de meeste werkzoekenden zijn niet voldoende geschikte banen waarop maandelijks gesolliciteerd kan worden, en dus gaat men uit vanwege de verplichting ook solliciteren op vacatures die niet goed bij hen passen. Met als gevolg een berg afwijzingen waar zelfs de meest zelfverzekerde persoon op een gegeven moment ontmoedigd van zou raken. Uit het onderzoek blijkt dat het door de jaren heen opgebouwde netwerk de meeste kans op werk biedt. Netwerkgesprekken kunnen ook worden opgegeven als het gaat om de sollicitatieplicht, maar veel mensen zijn hiervan niet op de hoogte. De meeste werklozen denken alleen via het solliciteren op bestaande vacatures aan de sollicitatieplicht te kunnen voldoen.
  • Gelukkig vinden veel mensen op den duur weer een balans. Een deel van de werkloze 50-plussers komt op een gegeven moment toch weer aan het werk en vinden daar weer een nieuwe balans in. Een ander deel blijft werkloos, maar vindt op een gegeven moment toch ook weer een balans in zijn of haar nieuwe situatie. In financieel opzicht gaat men er bijna altijd op achteruit, maar een deel van de 50-plussers zonder werk vindt wel een manier om rond te komen. Inkomstenbronnen zijn dan een uitkering, het salaris (of pensioen) van de partner, of aanvullende bronnen zoals het verhuren van woonruimte, beleggen of het online verkopen van spullen op bijvoorbeeld Marktplaats. Maar financiële balans is niet voldoende. Een groot deel van de dagbesteding en sociale contacten vallen weg wanneer men werkloos wordt. Veel werkloze 50-plussers vallen kort nadat ze werkloos worden in een gat omdat ze niet meer het gevoel hebben bij te dragen aan de maatschappij. Men gaat dan vaak vrijwilligerswerk of mantelzorg doen, waarbij werd aangegeven dat als het gaat om zingeving dit niet onder doet voor betaald werk. Wel kwam naar voren dat ook de vrijwilligersbanen niet voor het oprapen liggen. Ook daar krijgt men soms te maken met leeftijdsdiscriminatie en met de hoge eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld het werktempo en de uren waarop men werkt. Het aantal sociale contacten loopt vaak ook terug, omdat het contact met collega’s helemaal is weggevallen. Ook zijn vrienden en kennissen vaak nog wel aan het werk, dus heeft men doordeweeks geen sociale kring om zich heen om de weggevallen contacten mee te compenseren.
  • Tot slot wordt ook duidelijk dat gezondheid een hele grote rol speelt in de keuze om nog wel of niet aan het werk te willen. Van de mensen die niet meer willen werken geeft ruim 41% aan dat zij dit vanwege gezondheidsoverwegingen niet meer willen. Een deel van hen heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd, maar die is niet toegekend. Ook degenen die geen arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben aangevraagd, maken voor zichzelf de balans op. Een balans waaruit vaak blijkt dat werk soms méér kost op gezondheidsvlak (fysiek en psychisch) dan het in financieel opzicht oplevert. Natuurlijk zijn dit soort overwegingen alleen mogelijk voor degenen die het zich kunnen veroorloven om prioriteit te geven aan hun gezondheid. Vaak kan dit omdat zij een partner hebben met voldoende inkomsten, of met behulp van een uitkering of een alternatieve manier om inkomsten te werven (bv. beleggingen of verhuur van kamers).

Wat er kan worden verbeterd

  • Werkgevers moeten worden gestimuleerd om oudere werknemers die bedreigd worden met ontslag naar nieuw werk te plaatsen (door bijvoorbeeld het doen van een aanbeveling bij een nieuwe werkgever). Het probleem is voor 50-plussers in de meeste gevallen niet het uitvoeren van het werk, maar het aan het werk komen. Eenmaal aan het werk, zijn de 50-plussers gewaardeerde arbeidskrachten.
  • Laat geen gat vallen in de CV. Om na verlies van werk even bij te komen, is geen goed idee. Juist wanneer het gat tussen twee banen groter wordt, wordt de kans op nieuw werk namelijk steeds kleiner.
  • Wordt iemand werkloos uit een sector of beroep waarin geen werk meer is, dan is omscholing nodig om nieuwe vaardigheden op te doen.  Vaak wordt daarbij de kosten voor zo'n omscholing als probleem gezien. Hiervoor zouden dus financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld.
  • Er is leeftijdsdiscriminatie. (a) Stel daarom geen sollicitatieplicht in want dan krijgen werklozen hier veel mee te maken. Laat werklozen hun persoonlijk netwerk aanspreken, want juist dan wordt men beoordeeld op basis van ervaringen met deze persoon. (b) Besteed aandacht aan de beeldvorming over oudere werknemers bij mogelijke werkgevers. Hij/zij wordt gezien als dure kracht die minder snel werkt, en minder snel nieuwe dingen oppakt. Ook bestaat het beeld dat ze zich vaker ziek melden (maar dat klopt niet, juist jongere collega's melden zich vaker ziek. Wel is een oudere werkgever vaak langer ziek wanneer het eenmaal tot een ziekmelding komt.) Voordelen van de oudere werknemer zouden meer benadrukt kunnen worden: hij/zij heeft unieke competenties en vaardigheden juist vanwege de leeftijd, ruime vakervaring en een bredere algemene levenservaring. (c) Verplicht werkgevers om sollicitanten per leeftijdscategorie uit te nodigen. Oudere sollicitanten worden al afgewezen vóór een gesprek. Als werkgevers een persoon ontmoeten zou een deel van de achterstand die men heeft op basis van iemands leeftijd kunnen worden weggenomen.
  • Stel minder verplichte sollicitaties per maand in. Er zijn nu eenmaal minder geschikte vacatures waarvoor 50-plussers in aanmerking komen. Maak ook beter bekend dat netwerkgesprekken en contact opnemen met oude werkgevers als een geldige sollicitatiepoging worden gezien binnen de sollicitatieplicht.
  • Vang het financiële risico op dat oudere werknemers met zich meebrengen, bijvoorbeeld door detachering of compensatie voor de hogere loonkosten. Een deel van het financiële risico wordt zo namelijk weggenomen. Een ander voordeel bij detachering is dat werkgevers mensen maar tijdelijk aan zich hoeven te binden. Wanneer het slecht gaat met het bedrijf of er is tijdelijk minder financiële ruimte, dan hoeft de werkgever geen mensen te ontslaan. Nieuwe mensen in de onderneming zijn over het algemeen ook goed voor een bedrijf: zij brengen nieuwe ideeën en expertise met zich mee. 
  • Om met een WW-uitkering vrijwilligerswerk te doen is toestemming van UWV nodig. Er worden onder andere voorwaarden gesteld aan de aard van de organisatie (anbi status) en aan de omvang van de vergoeding. Voor mensen met een bijstandsuitkering geldt dat ze vrijwilligerswerk mogen doen maar dat dit niet de kans op bepaald werk mag verkleinen. Mensen moeten beschikbaar blijven voor betaald werk en vrijwilligerswerk mag dat niet in de weg staan. Vrijwilligerswerk wordt dus binnen grenzen geaccepteerd. De invulling van deze grenzen kan in de praktijk verschillen tussen gemeenten en wanneer mensen al langere tijd een uitkering hebben en niet meer verwachten aan betaald werk te komen, is niet duidelijk of de beperkingen die aan vrijwilligerswerk gesteld worden echt blijven gelden. Werkloze 50-plussers zouden erbij geholpen zijn als concreter werd aangegeven welk vrijwilligerswerk mag worden gedaan.
  • Het verlenen van mantelzorg is voor sommige werkloze 50-plussers de aanleiding geweest om te stoppen met werken of om het zoeken van werk op een laag pitje te zetten. Door het geven van mantelzorg is er ook minder tijd om naar werk te zoeken. Valt de mantelzorg op een bepaald moment weer weg, dan kan de mantelzorger in een gat vallen van waaruit het moeilijk is weer terug te komen in betaald werk. Er moet dus aandacht zijn om de band met werk in stand te houden, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk of door een kleine betaalde baan. 

Wilt u het rapport 'Levensloopbanen voor werkloze vijftigplussers' helemaal lezen? Klikt u dan hier.