Sinds het uitbreken van de coronacrisis neemt 31 procent van de vaders meer zorgtaken op zich. Dit blijkt uit een gepubliceerd onderzoek van de Universiteit van Utrecht, de Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit. Toch is de verdeling nog altijd verre van gelijk.
In 39 procent van de ruim duizend ondervraagde huishoudens was de zorg in juni gelijk verdeeld, vóór de coronacrisis was dat in 33 procent van de gezinnen het geval. In de overige huishoudens kwamen de vieze luiers en snotneuzen nog vooral voor rekening van de moeder. Volgens hoofdonderzoeker Mara Yerkes van de Universiteit Utrecht was de lichte toename aan zorgende vaders aan het begin van de coronacrisis te verklaren door de oververtegenwoordiging van vrouwen in de zogeheten ‘cruciale beroepen’.
Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt tweederde van die beroepen, zoals die in de zorg en de kinderopvang, vervuld door vrouwen. Deze ‘frontsoldaten’ gingen tijdens de intelligente lockdown overwegend meer uren werken, waardoor mannen aan het thuisfront moesten aantreden. ‘Het kan zijn dat dit vaders een kans heeft gegeven te ervaren dat ze in staat zijn om te zorgen. Want we zien nu dat de baan van de moeder geen invloed meer heeft op hoeveel zij dat doen.’
Sterker nog: het aantal mannen dat meer is gaan zorgen nam na Yerkes’ eerste peildatum in april toe van 22 naar 31 procent. ‘Een positief signaal’, vindt ze. Toch is er ook een ‘maar’: van de ouders die zeiden meer uren te zijn gaan zorgen, bijvoorbeeld omdat opa en oma niet konden oppassen, deden vrouwen dat 14,3 uur meer tegenover 10,5 uur meer voor de mannen.
Volgens Yerkes past dat in de trend van intensive parenting die voor corona al inzette. Al dan niet aangemoedigd door ‘momfluencers’ voelen moeders, veel meer dan vaders, de sterke maatschappelijke druk om meer tijd en energie aan hun kinderen te besteden. Ze willen gezonde maaltijden op tafel zetten, taken op school op zich nemen. ‘Het kan zijn dat die druk nog sterker voelbaar was toen kinderen tijdens de corona meer thuis kwamen te zitten’, aldus Yerkes.
Een vastgelopen revolutie, noemt hoogleraar sociologie Tanja van der Lippe (die niet betrokken was bij het onderzoek) dat. Hoewel vrouwen de afgelopen decennia vaker de arbeidsmarkt betraden, gingen ze niet minder zorgen en gingen mannen nauwelijks meer in het huishouden doen. Overigens is Nederland daarin internationaal geen uitzondering, stelt Van der Lippe: ook in landen met een voltijdcultuur is de zorgverdeling niet gelijk tussen man en vrouw.
Deeltijdcultuur
Overigens doet Nederland het volgens Yerkes in deze crisis beter dan andere landen. Uit vergelijkbare onderzoeken in Duitsland, Australië, Engeland en de VS blijkt volgens haar dat vaak niet de vaders maar de moeders meer zijn gaan zorgen. Zo nam een op de drie Duitse moeders bij gelijke werkdruk alleen de zorg op zich. ‘Er zijn veel redenen om kritisch te zijn over onze deeltijdcultuur’, zegt Yerkes. ‘Maar die geeft moeders in dit geval wel manoeuvreerruimte. In de VS, waar kinderen nog veel thuis zijn, zien we dat moeders nu massaal de arbeidsmarkt verlaten.’
Volgens Van der Lippe is het nog te vroeg om op basis van dit onderzoek te stellen dat er een cultuurverandering aanstaande is. Mogelijk zijn mannen ook gewoon meer gaan doen omdat hun baan vanwege de coronacrisis stilviel. Maar de eerste voortekenen lijken in ieder geval gunstig.
Dit artikel is overgenomen uit Nieuws & Achtergrond uit De Volkskrant van 20 november, geschreven door Marieke de Ruiter.
Het onderzoek dat in het artikel wordt beschreven is uitgevoerd in het LISS panel.