Omdat er coronamaatregelen waren, hebben huishoudens extra gespaard. Maar huishoudens verwachten niet dat ze dit geld nu allemaal gaan besteden. De huishoudens willen bijvoorbeeld maar 14% van deze besparingen gebruiken voor consumptie. Dat is een uitkomst uit een onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) in o.a. het LISS panel in juni.
Forse stijging huishoudbesparingen
Tijdens de coronapandemie zijn de besparingen van huishoudens gestegen tot recordhoogte. In het eerste kwartaal van 2021 stond de teller aan ‘coronabesparingen’ op ongeveer 46 miljard euro. Dit zijn de extra besparingen ten opzichte van hoe het was vóór de pandemie. Dat komt voor het grootste deel doordat de mogelijkheden om geld uit te geven beperkt waren door de contactbeperkende maatregelen.
Gaan huishoudens nu dat spaargeld uitgeven?
Gemiddeld genomen zijn huishoudens van plan 14% van de extra besparingen binnen een jaar uit te geven aan goederen en diensten. Dat percentage zie je ook in diverse internationale onderzoeken. De ‘inhaalconsumptie’ is dus niet zo groot. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat een deel van het geld eerder werd uitgegeven aan diensten (bv. naar een café gaan of uit eten) en niet aan goederen.
Figuur 1: Waar denken huishoudens het extra spaargeld aan uit te geven (juni 2021)?
Bron: persbericht DNB (zie onderaan)
Huishoudens geven aan het meeste geld te willen uitgeven aan duurzame consumptiegoederen (36%), zoals kleding, elektronische apparaten en auto’s. Deze goederen worden over het algemeen uit het buitenland ingevoerd en zullen dus niet bijdragen aan economische activiteit in Nederland. Dit gebeurt ook bij vakanties waaraan huishoudens een kwart van het extra spaargeld aan willen uitgeven. Daarna volgen horeca (14%), overig (14%), en cultuur/recreatie (11%).
Geld op de spaarrekening
Op basis van het onderzoek kan worden verwacht dat ongeveer de helft van de coronabesparingen op een bankrekening blijft staan. Ook wordt het geld gebruikt voor investeringen in woningen (18%), dus voor het verbouwen van een woning of het kopen van een nieuwe woning. De rest van de coronabesparingen willen huishoudens gebruiken voor het aflossen van schulden (7%), het beleggen in financiële producten (7%), en voor schenkingen (3%).
Vooral gedwongen extra besparingen
Uit eerder onderzoek van De Nederlandsche Bank is al naar voren gekomen dat het overgrote deel van de extra besparingen niet vrijwillig was. Het is vooral een gevolg van het niet kunnen uitgeven van geld tijdens de coronapandemie. Door de steunpakketten van de overheid bleef het verlies aan inkomen voor huishoudens beperkt, en door de contactbeperkende maatregelen waren er veel minder mogelijkheden om te consumeren. Verder spaarden huishoudens om een buffer te hebben voor een eventuele economische onzekerheid (bv. het risico werkloos te worden).
Vooral hogere inkomens hebben gespaard
Van alle huishoudens die hebben meegedaan aan het onderzoek, geeft 38% aan meer te hebben gespaard in 2020 dan in 2019. Het percentage huishoudens dat extra heeft gespaard is bijna twee keer zo hoog bij huishouden met een netto inkomen boven 2600 euro per maand (46%) als bij huishoudens met een later inkomen (24%). Dit komt waarschijnlijk omdat hogere inkomens vóór de pandemie een groter deel van hun inkomen besteedden aan diensten zoals horeca en die waren tijdelijk niet beschikbaar door de contactbeperkende maatregelen.
Ook was te zien uit het onderzoek dat huishoudens in loondienst veel vaker extra gespaard hebben dan zelfstandigen (47% tegenover 21%). De laatste groep is gemiddeld harder geraakt door de economische gevolgen van de pandemie.
Een op de zeven huishoudens heeft minder gespaard dan in 2019. Dit is vooral bij huishoudens die werkzaam zijn in een door de crisis hard geraakte sector (horeca, vervoer, cultuur/recreatie).
Bron: persbericht DNB “Huishoudens verwachten overgrote deel coronabesparingen niet consumptief te besteden” (26 augustus 2021)
Het persbericht van DNB is ook opgepikt door diverse andere media: