Grensoverschrijdend gedrag in de sport (november 2020)

Uit een in 2016 in Nederland en België uitgevoerd onderzoek over grensoverschrijdend gedrag in de sport bleek dat grensoverschrijdend gedrag in de georganiseerde sport vóór de leeftijd van 18 jaar voorkwam. NOC*NSF en het ministerie van VWS hebben naar aanleiding van deze resultaten in 2019 opnieuw een onderzoek laten uitvoeren voor Nederland.

Dit onderzoek is in het najaar van 2019 door CentERdata en I&O Research uitgevoerd. In zowel het LISS panel als in het I&O Research panel is een representatieve groep van 18 t/m 50-jarige Nederlanders bevraagd, die als kind (<18 jaar) in georganiseerd verband hebben gesport en de Nederlandse taal machtig zijn.
De dataverzamelingsperiode gebeurde in november en december 2019. In totaal hebben 5.092 Nederlanders meegedaan aan het onderzoek, waarvan 3.959 tot de doelgroep behoorden en als kind in georganiseerd verband hebben gesport en de Nederlandse taal machtig zijn.

Georganiseerde sport is gedefinieerd als elke sportbeoefening bij een sportvereniging of commerciële sportaanbieder, waarbij er minimaal maandelijks (instructie)training heeft plaatsgevonden. Sportlessen op school of in groepsverband gegeven door familie, vrienden en/of kennissen zijn in het onderzoek dus niet meegenomen.

Een breed scala van gebeurtenissen en gedrag is onderzocht en aan bod gekomen in de vragenlijst. Er is geprobeerd om respondenten stapsgewijs mee terug te nemen naar (de nare) ervaringen in hun jeugd, door middel van een zogenoemde trechterstructuur. Eerst is gevraagd of en hoe vaak een bepaalde gebeurtenis is voorgekomen. Kwam een gebeurtenis voor, dan werd gevraagd of deze indruk maakte op het moment dat het plaatsvond. Daarna werden nog verdiepende vervolgvragen gesteld naar de meest ingrijpende gebeurtenis(sen).

In het onderzoek is verschil gemaakt tussen drie vormen van grensoverschrijdend gedrag:

  1. Emotioneel grensoverschrijdend gedrag (EGG)
  2. Lichamelijk grensoverschrijdend gedrag (LGG)
  3. Seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG)

Definitie grensoverschrijdend gedrag

NOC*NSF  heeft ‘grensoverschrijdend gedrag’ (GOG) in de sport algemeen gedefinieerd als: “Enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd.
(op basis van de definitie van de Blauwdruk tuchtrecht seksuele intimidatie in de sport, 2018)

Vanwege de brede definitie van grensoverschrijdend gedrag is het gedrag in de onderzoeksresultaten verder ingedeeld naar verschillende ernstcategorieën/niveaus. Op basis van de frequentie van gebeurtenissen, mate van indruk en het oordeel van NOC*NSF-experts zijn drie ernstniveaus opgesteld: mild, matig en ernstig.

Enkele conclusies uit het onderzoek zijn:

Bijna de helft van de sporters had als kind te maken met ‘grensoverschrijdend gedrag’ dat indruk maakte. Ongeveer 90 procent van alle Nederlanders van 18 tot en met 50 jaar heeft als kind (<18 jaar) een georganiseerde sport beoefend. Van deze groep Nederlanders heeft 48,6 procent tijdens het sporten als kind een vorm van grensoverschrijdend gedrag (GOG) meegemaakt dat indruk heeft achtergelaten. Omgerekend gaat het om ongeveer drie miljoen volwassen Nederlanders tot en met 50 jaar.

Het gaat vooral om emotioneel grensoverschrijdend gedrag (EGG) dat zij als kind hebben ervaren (46,3 procent). In mindere mate (10,4 procent) ging het om lichamelijk grensoverschrijdend gedrag (LGG) en/of seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG; 7,2 procent).

Het gaat in dit onderzoek om gerapporteerde gebeurtenissen, in retrospectief (terugblikkend) opzicht. Daarbij is uitgegaan van het ervaren van grensoverschrijdend gedrag op basis van de definitie van de Sporttuchtrecht Blauwdruk SI 2018 (zie eerder). Wat de een als grensoverschrijdend gedrag ervaart, wordt misschien door de ander niet zo ervaren. Dus naast een objectieve bepaling is ook de ervaring van de respondent (de subjectieve beleving) meegenomen. Dit houdt in dat alle genoemde gebeurtenissen die ook indruk hebben gemaakt zijn meegeteld. Dit is ongeacht of een gebeurtenis een enkele keer of regelmatig voorkwam.

Gebeurtenissen die het vaakst voorkwamen maakten niet altijd de meeste indruk

De mate waarin gebeurtenissen indruk maken hangt niet altijd samen met de frequentie van gebeurtenissen. Bij emotioneel grensoverschrijdende ervaringen kwamen ‘geplaagd worden’ en ‘kritiek op sportieve prestaties’ het meest voor. Maar het aandeel dat indruk heeft gemaakt is voor ‘kritiek op sportieve prestaties’ aanzienlijk groter. Ook bij LGG blijkt dat de meest voorgekomen ervaring niet de meeste indruk maakte. ‘Geduwd worden’ kwam (veruit) het meest voor, en een kwart gaf aan dat dit destijds indruk maakte. ‘Gedwongen sporten bij blessure of uitputting’ kwam minder vaak voor, maar maakte vaker indruk. Bij seksueel grensoverschrijdende ervaringen kwamen ‘het onderwerp zijn van seksistische grappen’ en ‘nagefloten worden’ het meest voor. Maar ‘iemand die te dichtbij komt staan’ en het ontvangen van ‘seksuele opmerkingen’ maakten vaker indruk.

Grensoverschrijdend gedrag door sporter niet altijd zo beleefd, en perceptie verandert

Grensoverschrijdende ervaringen worden door sporters niet altijd zo beschouwd. Voor de grensoverschrijdende ervaring(en) die de meeste indruk maakte(n) is aan sporters gevraagd om aan geven of ze deze ervaring(en) zelf ook grensoverschrijdend vonden (toen) en vinden (nu). Vooral bij emotioneel grensoverschrijdende ervaringen geldt dat sporters deze zelf niet altijd als grensoverschrijdend beschouwen; 40 procent vond dat toen niet en nu ook niet. De perceptie op (of het bewustzijn van) grensoverschrijdend gedrag verandert door de tijd heen. Zo vond 18 procent van de sporters hun emotioneel meest ingrijpende grensoverschrijdende ervaring(en) toen (als kind) zelf niet grensoverschrijdend, maar nu (als volwassene) wel. Bij LGG en SGG is eenzelfde soort verschuiving te zien. Voor alle vormen van GOG geldt dat sporters hun ervaringen op dit moment vaker als grensoverschrijdend beschouwen dan toen ze nog een kind waren.

Slachtoffers emotioneel en lichamelijk grensoverschrijdend gedrag vaker jongens, bij seksueel vaker meisjes

Jongens hebben vaker dan meisjes tijdens de jeugd te maken gehad met EGG en/of LGG. Maar er zijn geen verschillen als het gaat om enkel de gebeurtenissen die indruk hebben achtergelaten; de aantallen gebeurtenissen die indruk maakten zijn voor zowel jongens als meisjes ongeveer gelijk.
Onder jongens hebben EGG en LGG dus minder vaak indruk achtergelaten (dan onder meisjes). In de gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag ging het vaker om meisjes dan jongens, ook als het enkel gebeurtenissen betrof die indruk maakten.

Topsporters vaker slachtoffer geweest van emotioneel en lichamelijk grensoverschrijdend gedrag

Sporters op hoog niveau hebben als kind vaker te maken gehad met EGG en LGG dan sporters die als kind op recreatief niveau hebben gesport (20 tot 30 procent meer). Bij sporters op hoog niveau gaat het met name om topsporters; sporters die actief zijn geweest op nationaal of internationaal niveau. Hoe hoger het sportniveau, hoe kwetsbaarder deze sporters blijken te zijn voor emotioneel en lichamelijk grensoverschrijdend gedrag. Seksueel grensoverschrijdend gedrag is bij sporters op alle verschillende sportniveaus voorgekomen.

Plegers grensoverschrijdend gedrag zijn in veel gevallen mannelijke medesporter(s)

Bij alle vormen van GOG zijn het vooral mannelijke (mede)sporters geweest die grensoverschrijdend gedrag pleegden. In ongeveer een derde van de gebeurtenissen die als het meest ingrijpend zijn ervaren is dit het geval.
Bij ruim 80 procent van de seksueel meest ingrijpende gebeurtenissen was er sprake van een of meerdere mannelijke dader(s). Een mannelijke coach/trainer/begeleider was bij een kwart van deze gebeurtenissen de dader. 
 

Meer lezen? Het hele rapport kunt u lezen op de website van NOC*NSF.   Wilt u niet het hele rapport lezen? Kijkt u dan eens bij de Infographics.