Het Verkiezingsonderzoek 2017 (april 2017)

Vanaf eind januari tot half maart 2017 werden wekelijks aan ongeveer de helft van alle panelleden van het LISS panel vragen over de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 voorgelegd. Elke week werd aan de panelleden gevraagd of ze van plan waren te gaan stemmen en, zo ja, waarop. Daarnaast kregen ze een paar vragen die van week tot week anders waren, bijvoorbeeld over welke onderwerpen (inkomen, pensioen, immigratie, gezondheidszorg etc.) ze van belang achtten; over het stemgedrag van hun vrienden en kennissen; of over het vertrouwen in de lijsttrekkers van de grootste partijen. In de week na de verkiezingen is aan alle panelleden van het LISS panel gevraagd wat ze echt hebben gestemd.

Twee verschillen tussen de LISS peiling en andere peilingen

Er zijn twee belangrijke verschillen tussen de LISS peiling en de andere grote politieke peilingen in Nederland. Ten eerste werd in andere peilingen gevraagd naar de partij waarop iemand denkt te gaan stemmen, zonder er rekening mee te houden dat veel mensen dat nog niet weten. In het LISS panel werd gevraagd naar kansen om op elke partij te stemmen. Letterlijk was de vraag:

Kunt u voor elke partij aangeven hoe groot de kans is dat u daarop bij de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart gaat stemmen?
In totaal moeten de kansen optellen tot 100%.


Ten tweede is van de meeste peilingen niet zo duidelijk hoe de steekproef is getrokken. Maar het LISS panel is gebaseerd op een volkomen willekeurige steekproef van adressen getrokken door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit maakt het mogelijk om op een wetenschappelijk verdedigbare manier aanpassingen te doen voor het feit dat niet iedereen die uitgenodigd is voor het LISS panel er ook daadwerkelijk aan meedoet. Dit verbetert de representativiteit van de resultaten.

Presidentsverkiezing in de Verenigde Staten

Peilingen met deze zelfde twee kenmerken zijn eerder uitgevoerd voor de presidentsverkiezingen van 2012 en 2016 in de Verenigde Staten, onder leiding van Arie Kapteyn (University of Southern California). In 2012 was deze peiling zeer succesvol en voorspelde de uitslag van de presidentsverkiezingen beter dan alle andere grote peilingen. In 2016 was de peiling van Kapteyn de enige die voorspelde dat Trump een meerderheid van de stemmen zou krijgen. Dit was voor de universiteit in Tilburg een reden om dezelfde methode ook voor de Nederlandse verkiezingen toe te passen en te kijken hoe goed de methode werkt voor een totaal ander stelsel (met meer dan twee partijen) dan in de VS.

Media aandacht en de Peilingwijzer

In het begin trok het onderzoek al meteen veel aandacht van de media. Al heel snel werd de LISS peiling ook opgenomen in de Peilingwijzer die de belangrijkste peilingen in Nederland combineert tot één nieuwe peiling. Een van de redenen voor de aandacht van de pers was dat de LISS peiling toen al voorspelde dat de VVD de grootste partij zou worden. De meeste andere peilingen gaven toen nog aan dat de PVV de grootste kans daarop maakte. Dit leidde zelfs tot tweets waarin werd gesuggereerd dat het LISS onderzoek wel door de VVD zou zijn betaald. Achteraf beschouwd zat de LISS peiling in de beginperiode (eind januari) dus dichter bij de uiteindelijke uitslag dan de andere peilingen.

Peilingen en de echte uitslag

Iets soortgelijks zien we ook in onderstaande figuur. Hierin wordt aangegeven in hoeverre de zes belangrijkste peilingen en de combinatie daarvan (PW = Peilingwijzer) afwijken van de echte uitslag. De horizontale as geeft de tijd aan (van half januari tot aan de verkiezingen half maart 2017). Langs de verticale as staat de afwijking in zetelaantal, gemiddeld over alle partijen die in de Tweede Kamer zijn gekomen. Voor de Peilingwijzer was deze afwijking eind januari 2,6 zetels; gemiddeld zat de Peilingwijzer dus per partij 2,6 zetels te hoog of te laag (de zwarte lijn). De LISS peiling deed het toen met een gemiddelde afwijking van bijna 2,5 zetels (de donkergrijze lijn) flink wat beter dan de andere bureaus (de lichtgrijze lijnen). Maar in de aanloop naar de verkiezingen zijn de peilingen van de andere bureaus sterker veranderd dan de LISS peiling, en uiteindelijk zijn zij ook dichter bij de uitslag uitgekomen. Voor de Peilingwijzer geldt dit in nóg sterkere mate. De laatste peiling gaf voor de Peilingwijzer een gemiddelde afwijking van 1,25 zetels, terwijl de afwijking voor de LISS peiling bleef steken op ruim 2 zetels. Op de vraag of de LISS peiling het beter of slechter heeft gedaan dan andere peilingen is het antwoord dus niet eenduidig: beter als we naar de langere termijnvoorspelling kijken, slechter als we naar de voorspelling vlak vóór de verkiezingen kijken.

Laatste peiling

De afwijking tussen de laatste voorspelling en de uitslag kreeg natuurlijk veel meer aandacht dan de afwijking ten opzicht van eerdere voorspellingen. Natuurlijk werd ook gekeken naar de reden waarom de LISS peiling het wat dit betreft relatief slecht heeft gedaan. Een van de redenen is dat in de LISS peiling steeds alle antwoorden van de laatste zeven dagen zijn meegenomen in plaats van alleen de antwoorden van de allerlaatste dag of de allerlaatste twee of drie dagen. Dit betekent dat de ontwikkelingen in de laatste dagen voor de verkiezingen maar voor een klein deel in de LISS peiling tot uitdrukking kwamen. Daardoor hebben we de invloed van de diplomatieke ruzie met Turkije onderschat die in de dagen voor de verkiezingen heeft geleid tot een flinke toename van stemmen voor de VVD van premier Rutte. Die toename kwam bij de LISS peiling maar gedeeltelijk tot uitdrukking. Als in plaats van zeven dagen terug maar tot drie dagen voor 15 maart was gekeken, zou de gemiddelde zetelafwijking voor de LISS peiling niet op 2,5 zijn uitgekomen maar op 1,6, en zou de LISS peiling het in vergelijking met andere bureaus niet beter maar ook niet slechter hebben gedaan. Dit is in elk geval een van de lessen voor de volgende keer: de ontwikkelingen in de laatste dagen voor de verkiezingen zijn essentieel voor de laatste peiling, en het is dus belangrijk om die zo goed mogelijk mee te nemen.

Meer dan alleen de uitslag voorspellen

Met alle verzamelde gegevens kunnen we veel meer dan alleen peilingen van de uitslag doen. Ten eerste kunnen we zien hoe de politieke voorkeur verschilt tussen mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, mensen met een hoog of een laag inkomen etc. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de PVV veel minder populair is onder vrouwen dan onder mannen en dat GroenLinks en D66 relatief het meest populair zijn onder hoogopgeleiden. Ook zien we, zoals u misschien al zou verwachten, dat mensen die immigratie een belangrijk thema vinden vaker PVV stemmen, en dat mensen die het thema ontwikkelingshulp belangrijk vinden juist weinig VVD of PVV stemmen, maar vaker kiezen voor GroenLinks of de Christen Unie.

Zwevende kiezers

Het vragen naar kansen geeft inzicht in het verschijnsel van de zwevende kiezer. Onderstaande grafiek laat dit zien. Voor de eerste week (eind januari 2017) en de zevende week (begin maart 2017) geeft de grafiek aan hoe de positieve kansen verdeeld zijn voor elke partij. Als een respondent kans 0 rapporteert om op een bepaalde partij te stemmen dan is deze kans dus niet meegenomen. Uit de grafiek blijkt dat kansen van 100% of dicht bij de 100% vaker voorkomen in week 7 dan in week 1. Veel mensen die in week 1 nog niet zeker weten op welke partij ze gaan stemmen, weten in week 7 wel (bijna) zeker op welke partij ze gaan stemmen. De PVV heeft de minste zwevende kiezers: degenen die overwegen PVV te stemmen, zijn daarover het minst onzeker. Anderzijds waren er zowel in week 1 als in week 7 juist veel mensen die overwegen om D66 of GroenLinks te stemmen maar daar nog niet zeker van zijn. En zelfs kort voor de verkiezingen zijn er nog steeds veel mensen die twijfelen en positieve kansen toekennen aan (ten minste) twee verschillende partijen.