Het pensioenstelsel in Nederland is in beweging. Overheid, werkgevers en werknemers zijn het eens geworden over de grote lijnen van een nieuw pensioenakkoord, maar over de uitwerking daarvan is nog veel discussie. Een van de elementen van de vernieuwingen is dat mensen meer keuzevrijheid krijgen. Dit is eigenlijk al eerder ingezet: mensen hebben vaak de mogelijkheid de eerste jaren een hoger pensioen te krijgen en in latere jaren een lager pensioen (een zogenaamd hoog-laag pensioen). Dit om het mogelijk te maken kort na pensionering extra dingen te doen, zolang de gezondheid dat nog toelaat. In het nieuwe stelsel wordt het ook mogelijk een deel van het opgebouwde pensioenvermogen in één keer op te nemen op de pensioendatum.
Vaak hebben mensen die met pensioen gaan niet alleen een pensioen opgebouwd, maar ook ander vermogen, zoals geld op een spaarrekening of beleggingen in aandelen, en een eigen huis. Hoe ze dat vermogen zo goed mogelijk gebruiken in de jaren na hun pensioen is economisch gezien niet zo eenvoudig, en met de keuzemogelijkheden in het pensioen wordt het er allemaal niet gemakkelijker op. Onderzoekers van de universiteit van Tilburg en het instituut Netspar, dat zich bezighoudt met vraagstukken van pensioenen en vergrijzing, hebben daarom in het LISS panel onderzoek gedaan naar hoe mensen na hun pensioen hun uitgaven gaan plannen.
Ten eerste blijkt dat mensen lang niet al hun vermogen willen uitgeven. Dat geldt niet alleen voor het vermogen dat in het eigen huis zit, maar ook voor financieel vermogen op een spaar- of beleggingsrekening. Een mogelijke verklaring is dat mensen iets willen nalaten aan hun erfgenamen, maar het geldt ook voor mensen die geen kinderen hebben. Een andere verklaring is dat mensen voorzichtig zijn en een buffer achter de hand willen houden voor onverwachte uitgaven, bijvoorbeeld als gevolg van slechtere gezondheid.
Daarnaast blijkt dat mensen hun uitgaven afstemmen op hun inkomen in hetzelfde jaar, ook als daar geen goede reden voor is. Volgens economen is het goed om uitgaven te spreiden: als je het ene jaar een hoog inkomen hebt en je weet al dat dat het jaar daarop lager zal zijn, dan is het goed om het eerste jaar te sparen en in allebei de jaren evenveel uit te geven. Maar dit is niet wat mensen van plan zijn te doen: als ze, zonder dat ze daarom gevraagd hebben, een hoog-laag pensioen krijgen, gaan ze het extra inkomen in de eerste jaren meteen voor een deel uitgeven zonder ermee rekening te houden dat ze dan later tekortkomen.
Het derde opmerkelijke resultaat is dat mensen bij het bepalen van hun uitgaven veel meer rekening houden met wat ze aan financieel vermogen hebben opgebouwd (spaargeld en beleggingen) dan met wat later de hoogte van hun pensioeninkomen zal zijn. Ook dat is niet verstandig: als je zeker weet dat je in de toekomst een goed pensioen krijgt, dan is dat net zoveel waard als geld dat je op de bank hebt staan.
Al met al is de les van dit onderzoek dat mensen het moeilijk vinden hun uitgaven te plannen over een langere termijn, en daarbij keuzes maken die in hun eigen nadeel uitvallen. En hoe ingewikkelder het pensioenstelsel wordt gemaakt, des te groter de kans op dit soort onverstandige beslissingen. Meer keuzevrijheid is in principe heel mooi, maar mensen moeten niet verleid worden tot beslissingen waarvan ze later spijt krijgen.
Dit onderzoek “Evidence of behavioural life-cycle features in spending patterns after retirement” van Johan Bonekamp en Arthur van Soest is in oktober 2022 verschenen in The Journal of the Economics of Ageing.