Er is al langere tijd een verband tussen het hebben van een dochter en scheiding. Verschillende Amerikaanse studies vinden al sinds de jaren tachtig een sterk bewijs dat als een stel als eerste kind een dochter krijgt de kans groter wordt dat het stel zal scheiden dan wanneer het eerste kind een zoon is. De onderzoekers van deze studies veronderstelden dat dit kwam omdat er een ‘voorkeur was voor een zoon’, een fenomeen dat zich, in de meest extreme vorm, uit in selectieve abortus.
Maar een onderzoek dat onlangs werd gepubliceerd weerlegt deze veronderstelling, hoewel de onderzoekers wel bevestigen dat het hebben van een vrouwelijke eerstgeborene het risico vergroot dat de ouders gaan scheiden. Dit zien ze terug bij hun onderzoek dat is uitgevoerd met data uit zowel de Verenigde Staten als uit Nederland.
Maar, in tegenstelling tot eerder onderzoek, hebben zij ook gekeken naar de leeftijd van de eerstgeborene. En dan blijkt dat het risico op een scheiding hoger is als de eerstgeborene een dochter is én in haar tienerjaren zit. Tot de leeftijd van 12 jaar is de kans dat de ouders gaan scheiden net zo groot als de eerstgeborene een zoon of een dochter is. “Als vaders zouden weggaan omdat ze de voorkeur geven aan een zoon, zouden ze toch niet dertien jaar wachten om dit te doen”, aldus de onderzoekers.
Omdat de kans op scheiding sterk in verband staat met de leeftijd van het kind, is er waarschijnlijk een andere verklaring, namelijk dat de ouders meer ruzie maken over de opvoeding van dochters dan over de opvoeding van zonen.
Over de jaren genomen is het ‘dochtereffect’, hoewel echt, klein. In Nederland is tegen de tijd dat de eerstgeborene 18 jaar is, 20,12% van de stellen gescheiden als dat kind een zoon is, vergeleken met 20,48% als het kind een dochter is – een toename van de kans met 1,8%. Maar in de vijf jaar dat de eerstgeborene tussen de 13 en 18 jaar is, neemt het verschil toe tot 5%. En het verschil is zelfs 9% wanneer het kind 15 jaar is. In de VS, waarvoor minder precieze data beschikbaar zijn dan voor Nederland, zijn de cijfers ongeveer het dubbele.
Iedereen die een tiener is, of is geweest, weet hoe lastig die jaren kunnen zijn. Onderzoeken bevestigen dat tienerdochters en-met name- vaders, op elkaars zenuwen werken. De onderzoeken tonen verder aan dat ouders van tienerdochters meer discussie hebben over het ouderschap dan ouders van zonen, en dat moeders van tienerdochters beduidend meer rapporteren dat er verschil van mening is over geld, en meer open staan voor het idee te scheiden. Eerder onderzoek heeft ook aangetoond dat een van de meest gewone dingen waarover ouders een conflict hebben de mate is waarin zij invloed willen hebben op de persoonlijke keuzes van hun tieners, bijvoorbeeld hoe zij zich kleden en waar ze werken.
In het licht van dit alles, is het opvallend dat de onderzoekers één type echtpaar heeft gevonden dat bestand is tegen dit ‘dochtereffect’: de stellen waarin de vader is opgegroeid met een zus. Het opgroeien met een zus en haar gezichtspunt hebben ervaren, kan net dat sociale inzicht geven dat je je goed in je dochter kunt verplaatsen.
Bron: (losse) vertaling van het artikel in the Economist van 6 februari. Het artikel “Daughters and Divorce” van Jan Kabátek (University of Melbourne) en David Ribar (Georgia State University) is gepubliceerd in The Economic Journal.