Geen laptop en minder hulp: ongelijkheid groeit door thuisonderwijs tijdens de coronacrisis (april 2020)

De sluiting van de scholen vanwege het coronavirus leidt tot groeiende ongelijkheid onder leerlingen. Hoogopgeleide ouders helpen hun kind veel vaker met het schoolwerk en voelen zich ook veel beter in staat te helpen dan laagopgeleide ouders.

Tachtig procent van de hoogopgeleide ouders met een universitaire studie voelt zich in staat om hun kinderen op de basisschool te helpen ten opzichte van 63 procent van de laagopgeleide ouders. Bij ouders met kinderen op de middelbare school is dat verschil nog groter: 75 procent tegenover 40 procent.

"Het gevolg is dat kinderen in een zogenoemde kansrijke omgeving meer kunnen leren in een periode met scholing op afstand dan kinderen in een kansarme situatie", zegt socioloog Thijs Bol van de Universiteit van Amsterdam, waarvoor CentERdata de vragenlijst heeft afgenomen in het LISS panel.

 

Er zijn ook verschillen in de mogelijkheden die kinderen thuis hebben om het schoolwerk te doen. Lang niet iedereen heeft een eigen werkplek of een slaapkamer. "Ongeveer een derde van de kinderen uit de steekproef heeft geen eigen laptop of tablet om mee te werken", zegt Thijs Bol. "Dit komt gedeeltelijk doordat het vanuit school niet altijd nodig is. Maar er zijn ook ouders die aangeven dat hun kind geen eigen computer heeft terwijl dat wel belangrijk is voor het schoolwerk." Dit zijn vooral gezinnen met weinig inkomen, al geven verschillende ouders ook aan een tablet of laptop te kunnen lenen van school.

Onder middelbare scholieren is er minder ongelijkheid als het gaat om veel materiële zaken. "Toch heeft vijf tot tien procent geen eigen kamer, werkplek of laptop. Vooral dat laatste kan een probleem zijn, aangezien praktisch alle ouders aangeven dat schoolwerk alleen met een computer kan worden gemaakt. Bovendien zijn het dezelfde leerlingen die ook geen eigen werkplek hebben."

Uit het onderzoek komt ook naar voren dat alle ouders - ongeacht opleidingsniveau - het belangrijk vinden dat hun kind het schoolwerk goed maakt. Ook blijkt dat scholen hun best doen om kinderen in minder kansrijke situaties te bereiken. Laagopgeleide ouders geven aan meer contact met de basisschool te hebben dan hoogopgeleide ouders.

De vragenlijst is uitgezet in het LISS panel in de periode 13 tot en met 28 april. Alleen panelleden met ten minste één thuiswonend kind in de leeftijd tussen 4 en 19 jaar (bassischool of middelbaar onderwijs leeftijd) werd voor deze vragenlijst uitgenodigd. De respons was 74%.

De onderzoeksresultaten zijn besproken in Nieuwsuur (item begint bij minuut 20) én in het Jeugdjournaal op donderdag 30 april.