Kiesgedrag (februari 2021)

De LISS data kan ook door onderzoekers worden gebruikt voor een opiniestuk. Dat heeft onderzoeker Matthijs Rooduijn van de Universiteit van Amsterdam bijvoorbeeld gedaan in een blog op de website van SRV (Stuk Rood Vlees) op 18 februari jl.  Op deze website wordt, zoals de website het zelf stelt, politicologisch onderzoek gekoppeld aan de actualiteit.

De meeste analyses in dat stuk, getiteld “Plaatjes van de electoraatjes: D66”, zijn gebaseerd op vragen uit het LISS panel over politieke opvattingen en kiesgedrag. Deze vragen worden jaarlijks (aan het eind van het jaar) in een van de kernvragenlijsten aan het panel voorgelegd.

Naar aanleiding van deze blog verscheen op 19 februari jl. een artikel in NRC, getiteld “Hoe de PVV profiteert van ruk naar links”, van de hand van Guus Valk, en met medewerking van Matthijs Rooduijn. In het stuk worden enkele conclusies getrokken:

De VVD kan niet zonder Mark Rutte
De VVD staat in de peilingen op 38 tot 44 Kamerzetels –het dubbele van de nummer twee, de PVV. De kiezers vind je in alle lagen van de bevolking: jong én oud, hoger én lager opgeleid, in de steden én op het platteland. CDA en PvdA, decennialang in het centrum van de macht, kunnen dat niet meer opbrengen: hun kiezers zijn bijvoorbeeld een stuk ouder, en in het geval van het CDA wonen ze vooral buiten de stad.

Waarom staat de VVD er zo goed voor?
a. de partij heeft een populaire lijsttrekker, Mark Rutte, die ook nog eens de premier is;
b. de coronacrisis zorgt ervoor dat kiezers achter de premier gaan staan.
Als Rutte van het toneel zou verdwijnen, of als kiezers op hem uitgekeken raken, dan dreigt hetzelfde te gebeuren met de VVD als eerder met CDA en PvdA. Rooduijn: „Er zijn behalve de VVD geen grote partijen meer in Nederland. Er zijn wel zeven, acht middelgrote partijen die allemaal kunnen groeien of krimpen. Vlak voor de coronacrisis ontstond er discussie of de VVD niet eens moest vernieuwen, met een economisch linkser profiel en misschien een nieuwe leider. Het eerste is voorzichtig gebeurd: fractievoorzitter Klaas Dijkhoff probeerde van de VVD meer een partij voor de middenklasse te maken en minder voor de grote bedrijven. Zodra het leiderschap van Rutte ten einde komt en er misschien een minder populaire leider komt, verwacht ik dat het koersdebat echt gaat beginnen. En dat de VVD zal dalen in de peilingen.”

Links heeft een structureel probleem
De PvdA leverde drie naoorlogse premiers –Drees, Den Uyl, Kok– en was met het CDA lange tijd dé machtspartij van Nederland. Nu staan de drie linkse partijen PvdA, GroenLinks en SP volgens de Peilingwijzer samen op 30 tot 40 Kamerzetels – minder dan de PvdA op eigen kracht in 2003 nog haalde. Links lijkt na de instorting van de PvdA in 2017 uitgespeeld als machtsfactor, al willen PvdA en GroenLinks dat tegengaan door samen op te trekken in de formatie.
Niet-linkse kiezers weten de linkse partijen niet meer te vinden. De groep die overblijft is een kleine maar homogene groep, met veel hoogopgeleide, progressieve ouderen. Om die groep te bedienen, concentreert de PvdA zich op thema’s zoals werk en bestaanszekerheid. Maar de partij is vergrijsd en heeft ook net een nieuwe lijsttrekker, Lilianne Ploumen, die nog aan haar bekendheid moet werken.
GroenLinks-kiezers zijn een stuk jonger: die groep bestaat voor een groot deel uit hoogopgeleide, in steden wonende vrouwen. De centrale boodschap van GroenLinks –radicale verandering, met name op het gebied van klimaatbeleid– is toegesneden op die groep.
Rooduijn: „Tot 70 procent van de kiezers wil een grote overheid die door het herverdelen van inkomens voor gelijkheid zorgt. Maar PvdA en GroenLinks staan ook voor progressieve waarden als euthanasie en abortus, en voor culturele thema’s als Europese eenwording en multiculturalisme. Als je die erbij betrekt, blijft nog maar 10 tot 20 procent van het electoraat over.”
De SP-kiezers lijken helemaal niet op die van PvdA en GroenLinks. Zo zijn ze behoorlijk eurosceptisch, en hebben weinig vertrouwen in politiek. Dat sentiment delen ze met kiezers van de Partij voor de Dieren. Door de jaren heen zijn ze iets minder links gaan denken over migratie. Dit leidt tot een probleem, zegt Matthijs Rooduijn.

Rechts-populisme kan alleen maar groeien
Bestaat het hoefijzermodel, de theorie die zegt dat de extremen op links en rechts elkaar benaderen? Er zijn opvallende overeenkomsten tussen kiezers van de SP en de Partij voor de Dieren aan de linkerkant, en die van de PVV aan de rechterkant. Kiezers hebben weinig vertrouwen in de overheid, zijn eurosceptisch en vinden inkomensgelijkheid belangrijk. PVV-kiezers lijken, als het om de economie gaat, meer op die van de SP dan op die van de VVD of FVD. Op ethisch vlak (bijvoorbeeld abortus en euthanasie) zijn ze bovendien progressief. PVV’ers wijken demografisch veel minder af dan vaak gedacht. Je vindt ze in alle leeftijdsgroepen, en zowel in de stad als op het platteland. Alleen opleidingsniveau is een echt onderscheidende factor: de PVV-achterban is veel lager opgeleid dan die van de andere partijen. PVV-kiezers beschouwen zichzelf als rechtser dan gemiddeld, maar plaatsen zichzelf linkser in het politieke spectrum dan de kiezers van FVD.

De verlinksing van de PVV-kiezer is één van de opvallende politieke trends van de afgelopen tien jaar. Maar er zijn ook grote verschillen met links-populisten. Die gaan veel minder ver dan op rechts. De PVV wil uit de Europese Unie, de SP is milder eurokritisch. En ook de toon van de PVV op het gebied van migratie staat op zich. De PVV kan meer kiezers trekken (zo’n 30 procent) als ze erin slaagt consequenter links te worden op economische onderwerpen en ze cultureel conservatief blijft.

Voor FVD, dat in de peilingen is ingestort, valt waarschijnlijk weinig meer te behalen. De PVV groeit dankzij het verlies van FVD, maar blijft in de Peilingwijzer steken op 18 tot 22 zetels. Rooduijn: „Corona verdoezelt veel. Sinds het begin van de crisis doet radicaal-rechts het in veel Europese landen minder goed. Radicaal-rechtse thema’s verdwijnen naar de achtergrond.” Maar, zegt hij, de voedingsbodem blijft. „Het onderzoek naar de Toeslagenaffaire maakte de grond gelijk met de politieke cultuur in Nederland. Het was een CDA’er, Pieter Omtzigt, die de felste criticus werd van de ‘Haagse kliek’ –niet de PVV. De omstandigheden voor de PVV kunnen verbeteren: corona versterkt anti-overheidsgevoelens en complottheorieën, en vergroot de ongelijkheid. Dat biedt de PVV of een soortgelijke partij op langere termijn kansen.”

 

Bron: bovenstaande (bewerkte) tekst en de afbeeldingen komen uit het stuk van NRC van 19 februari jl.