Publicaties met data van LISS panelleden over het coronavirus en de gevolgen ervan op de gezondheid, het werk en de financiën (augustus 2020)

Fijn dat u meedoet aan onze LISS vragenlijsten. Ook in coronatijd is de respons per maand voor de vragenlijsten hoog: gemiddeld 87% in het eerste halfjaar van 2020, met een absolute uitschieter in maart waarin we een responspercentage van maar liefst 92% hadden. Gedeeltelijk komt dat omdat we, als het kan, toch thuis moeten blijven, maar het komt ook omdat u het belang inziet van het doen van onderzoek, ook onderzoek naar de effecten van het coronavirus. Daarom zijn er sinds maart van dit jaar ook veel vragenlijsten over dit onderwerp. En dit zal ook nog wel even blijven. Want sommige effecten van het coronavirus zijn pas later zichtbaar. Er wordt dus ook veel gepubliceerd over de gevolgen van het coronavirus. Niet alles verschijnt meteen. Het doen van onderzoek vergt tijd en soms zijn de gevolgen pas duidelijk als een vragenlijst meerdere keren is afgenomen. Hieronder vindt u in ieder geval enkele onderzoeksresultaten.

Centraal Planbureau

Egbert Jongen, Jos Ebregt, Bas Scheer, en Hans-Martin von Gaudecker, Arbeidsmarkt: Sterke daling gewerkte uren, CPB coronapublicatie mei 2020.
Sinds het begin van de contactbeperkende maatregelen is het aantal gewerkte uren historisch sterk gedaald. Eind maart werd er gemiddeld 13% minder uren per week gewerkt dan begin maart. In april is deze daling gestabiliseerd. De daling in gewerkte uren is groter dan in voorgaande recessies, door de lockdown.

Egbert Jongen, Paul Verstraeten en Bettina Siflinger, Arbeidsmarkt: Historische daling werkzame personen, maar internationaal gezien beperkt, CPB coronapublicatie juni 2020.
De historisch sterke daling in het aantal werkzame personen in Nederland in april is vanuit internationaal perspectief beperkt. De daling in het aantal werkzame personen was relatief beperkt in landen die hebben ingezet op werktijdverkorting in combinatie met relatief strikte ontslagbescherming, zoals Nederland. 

Universiteit Utrecht

Mara Yerkes, Stéfanie André, Janna Besamusca e.a., Werkende ouders in tijden van Corona–Meer maar ook minder genderongelijkheid, Universiteit Utrecht, Policy Brief, mei 2020.

Bron: Policy brief, Universiteit Utrecht

Institute of Labor Economics (IZA)

Hans-Martin von Gaudecker, Radost Holler, Lena Janys, Bettina Siflinger, en Christian Zimpelmann, Labour Supply in the Early Stages of the COVID-19 Pandamic: Empirical Evidence on Hours, Home Office, and Expections, IZA Discussion Paper Series No. 13158 (april 2020). 
Het totale percentage werknemers dat ten minste twee uur per dag thuiswerkt is verdubbeld van 27 tot 54%. Dit komt vooral door de hoogopgeleide werknemers-76% van hen werkt sinds het begin van de crisis minstens twee uur per dag thuis, vergeleken met slechts 31% van de laagopgeleiden. Voor universitair geschoolden lijkt het overschakelen op telewerken relatief het makkelijkst: terwijl bij hen het aandeel thuiswerkuren in alle gewerkte uren toenam van 11 tot 68%, bleef dit aandeel voor de laagopgeleiden steken op een vijfde. Onder lager opgeleiden daalde juist het totaal aantal gewerkte uren veel sterker.
De belangrijkste reden is waarschijnlijk dat lager opgeleide werknemers vaker werken in beroepen waarbij thuiswerken niet mogelijk is, zoals in de transportsector, detailhandel of catering. Dit zorgt ervoor dat zij meer risico lopen om flink minder uren te werken of zelfs hun baan te verliezen. Tegelijkertijd hebben zij vaak minder spaargeld of andere middelen om verlies van inkomen te compenseren. Dit maakt hen extra kwetsbaar in deze crisis en meer afhankelijk van overheidssteun.
Middelbaar- en laagopgeleide werknemers werken ook vaak in essentiële beroepen, zoals de verpleging of de supermarkten. Zij hebben op het moment een grote werkzekerheid, maar lopen een groter risico op besmetting. Aan de andere kant zijn mensen die thuiswerken beschermd tegen zowel besmetting als verlies aan inkomen. Dit vergroot de kloof op de arbeidsmarkt tussen kantoorbanen, gekenmerkt door hogere opleidingsniveaus en een groter aandeel in thuiswerken, en laaggekwalificeerde banen zonder opties om thuis te werken.

Hans-Martin von Gaudecker, Radost Holler, Lena Janys, Bettina Siflinger, en Christian Zimpelmann, Labour Supply During Lockdown and a “New Normal”: The Case of the Netherlands, IZA Discussion Paper Series No. 13623 (augustus 2020).
Er is onderzoek gedaan naar het aantal werkuren in de periode februari tot juni 2020. Tijdens deze periode was er in Nederland een snelle uitbraak van het coronavirus, die een lockdown van zes weken tot gevolg had. Hierna werd deze lockdown langzaamaan weer wat versoepeld.
Tijdens de lockdown waren het gemakkelijk vervangen van werken buitenshuis naar thuis werken, of het hebben van een cruciale beroep van belang bij het zoveel mogelijk behouden van het aantal werkuren zoals vóór de coronacrisis.  De pandemie-specifieke aanpak werd minder belangrijk toen de maatregelen tegen het coronavirus werden versoepeld in de maanden mei en juni.  Het arbeidsaanbod herstelde snel in sectoren die zwaar werden getroffen door de lockdown, maar nu zijn andere sectoren van de economie getroffen. Het is niet waarschijnlijk dat de oorzaak van dit laatste komt door de door de pandemie veroorzaakte veranderingen in het aanbod, maar meer waarschijnlijk ligt het aan een verminderde vraag. Kijken we naar de economische steunprogramma’s, dan wijst het erop dat deze steunprogramma’s (zoals bijvoorbeeld loonsubsidie) geholpen hebben om in een vroeg stadium de impact van het coronavirus te beperken. Wel roept het de vraag op wat de optimale duur is van de steunprogramma’s en lijkt een herverdeling onvermijdelijk.

Persberichten