Vergelijkend onderzoek Verenigde Staten, Engeland en Nederland
Een internationaal onderzoek dat is uitgevoerd in de VS, in Engeland en in Nederland (in het LISS panel) geeft aan dat mensen, ongeacht hun leeftijd en waar ze wonen, slecht inschatten hoe fysiek actief ze eigenlijk zijn. Met behulp van een bewegingsmeter (een zogenoemde accelerometer) heeft een internationaal team van onderzoekers gekeken naar het verschil tussen hoe fysiek actief mensen zichzelf vinden en hoe fysiek actief ze daadwerkelijk zijn.
Amerikanen minder actief
Het onderzoek wijst uit dat niemand het bij het rechte eind heeft. De antwoorden van de Amerikaanse respondenten geven aan dat ze net zo actief zijn als de Nederlandse of Engelse respondenten. Oudere mensen denken dat ze net zo actief zijn als jongere mensen. Maar, in werkelijkheid zijn Amerikanen minder actief dan de Europeanen en zijn oudere mensen minder actief dan jongeren.
Betekent dat dan Amerikanen leugenaars zijn, of dat Nederlanders en Engelsen hun fysieke gesteldheid te laag inschatten? “Het betekent dat mensen in verschillende landen of van een verschillende leeftijd een andere interpretatie hebben bij dezelfde onderzoeksvragen”, aldus Arie Kapteyn, een van de hoofdonderzoekers uit de VS. Dit kan te maken hebben met culturele verschillen en verschillen in omgevingsfactoren. Amerikanen zijn bijvoorbeeld erg afhankelijk van hun auto, terwijl Nederlanders veel wandelen en hun fiets pakken om naar het werk te gaan of om boodschappen te doen.
Aan het onderzoek hebben 540 deelnemers uit de VS, 748 deelnemers uit Nederland en 254 deelnemers uit Engeland meegedaan. Mannen en vrouwen van 18 jaar en ouder is gevraagd hun fysieke activiteit op een 5-puntsschaal (van inactief tot heel actief) te beoordelen. Zij kregen ook een bewegingsmeter om hun pols, zodat de onderzoekers hun echte fysieke activiteit over een periode van zeven dagen konden meten.
Leeftijdsgroepen
Uit het onderzoek kwam naar voren dat Nederlanders en Engelsen zichzelf eerder in het midden van de schaal (‘matig actief’) plaatsten, terwijl de Amerikanen zichzelf juist aan de uiteinden van de schaal plaatsten (‘inactief’ of juist ‘zeer actief’). In het algemeen, gaven de deelnemers uit alle landen aan dat hun fysieke activiteit ‘matig’ of ‘niet bestaand’ was.
De bewegingsmeters gaven een ander beeld: Amerikanen zijn minder actief dan de Europeanen. Het percentage Amerikanen dat viel in de ‘niet actief’ categorie was bijna twee keer zo hoog als bij de Nederlandse deelnemers.
Bewegingsmeter
Een vergelijking van de bewegingsmeter data toont aan dat in alle drie de onderzochte landen mensen minder actief zijn naarmate ze ouder worden. Dit geldt echter in meerdere mate voor de VS: 60% van de oudere Amerikanen is inactief, in vergelijking met 42% van de oudere Nederlanders en 32% van de oudere Engelsen.
In alle drie de landen is de ongelijkheid tussen zelf ervaren en de echte activiteit het grootst bij de deelnemers die aangaven dat ze ‘zeer actief’ of ‘helemaal niet actief’ waren.
“Mensen in verschillende leeftijdsgroepen hebben gewoon een andere beeld bij wat het betekent om fysiek actief te zijn”, zegt Kapteyn. “Ze passen dat beeld aan naar hun omstandigheden, zoals hun leeftijd.”
Omdat fysieke activiteit een centrale rol speelt in een gezond leven, zijn nauwkeurige metingen belangrijk voor de wetenschap. Deze onderzoeksresultaten geven echter aan dat wetenschappers voorzichtig moeten zijn met hoe de data moeten worden geïnterpreteerd en moeten worden vergeleken met resultaten uit andere internationale studies met dezelfde (standaard) vragenlijst. Als je uitgaat van zelf gerapporteerde data, dan moet je er niet alleen op kunnen vertrouwen dat de deelnemers dezelfde interpretatie hebben van de onderzoeksvoorwaarden, maar ook dat ze zich precies herinneren welke fysieke activiteiten ze rapporteren.
Bewegingsmeters zijn nu makkelijker verkrijgbaar en tegen niet al te hoge kosten, en daarom kunnen onderzoeken in de toekomst betrouwbaarder zijn.
Publicatie
Het onderzoek is dit jaar verschenen in een wetenschappelijk tijdschrift:
Arie Kapteyn, James Banks, James P. Smith, Andrew Steptoe, Arthur van Soest, Annemarie Koster, Saw Htay Wah (2018), “What they say and what they do: comparing physical activity across the USA, England and the Netherlands” , Journal of Epidemiology & Community Health, 72, 6, pp. 471-476.
Zie ook website University of Southern California en USC Today.